Bij onze club klopt het Amsterdamse wielerhart

Interview met onze eigen Koen Polder, Nederlands Kampioen Omnium 30+

Op 2 februari veroverde onze eigen Koen Polder het Nederlands Kampioenschap Omnium bij de Masters 30+. Onze reporter Wouter Smaling zocht hem op en interviewde hem over deze bijzondere dag. Koen en Wouter: veel dank!

Kun je wat vertellen over hoe de weg naar het kampioenschap ging. Hoe heb je je voorbereid?
Ik heb mij voorbereid door enorm veel naar oude wijze mannen te luisteren die in de vroege ochtenduren de wielerbaan van Sloten onveilig maken. Er lopen daar veel oud renners rond, op de vroege ochtend is het een bijna magische plek. Er is een boel kennis over, en liefde voor het fietsen op de baan. Ik heb ook vrij veel krachttraining gedaan en korte intensieve blokken met veel rust er tussen.

Wanneer wist je dat je Nederlands kampioen op het omnium kon worden?
Ik had goede hoop na het eerste onderdeel ‘scratch’  ik kwam als eerste over de streep na een zeer lange sprint van 4 rondes, van kop af. Hoewel ik later een plek werd gedeclasseerd (terecht), gaf het feit dat er niemand over heen kwam moed.

Hoe verliepen de andere onderdelen?
Als tweede reden we een temporace (een punt per ronde te verdienen voor de eerst aankomende, renner met de meeste punten over 30 ronden wint het onderdeel). Die ging goed. Ik pakte de eerste 6 punten op het gemak. Ik startte vrij hard en ging iedere ronde iets langzamer rijden, gelukkig bleef de rest 6 rondes lang achter me. Waarom niemand me inhaalde begrijp ik niet zo goed, ik reed 40 op t laatst denk ik, maar het kwam me wel goed uit natuurlijk. Vlak daarna reed Martin Groeneveld (brons) weg en kon ik de rest van de race controleren. Zo werd ik tweede zonder veel energie te verspillen.

Als derde onderdeel de afvalkoers. Dat deed ik dom. Het onderdeel ligt me vrij goed, maar door onoplettendheid en zelfoverschatting werd ik derde, terwijl ik nog heel fris zat. Ik liet me verrassen. Daar baalde ik goed van, maar dat zette me wel op scherp voor de puntenkoers.

We begonnen de puntenkoers met 6 punten verschil tussen nr. 1 en 4 in het klassement op dat moment. Alles nog mogelijk dus. Er werd me op het hart gedrukt niet te veel kopwerk te doen, je wiel hoeft immers pas op de streep het eerste in de koers te zijn. En een millimeter is daarbij genoeg. Dat lukte me de eerste twee sprints goed. Ik pakte 5 en 3 punten, de derde spint zat ik slecht en ging de volle mep naar Luc Ducrot (zilver) Vervolgens reden Bas Koster en Marten Groeneveld weg. Dat was gunstig voor mij, want daardoor waren er voor het groepje waarin ik in reed (nr. 1,2 en 3 in het klassement op dat moment) minder punten te verdienen. Ik heb me halverwege wat proberen te sparen, en de overgebleven punt aan mijn concurrenten gelaten. Nu bleek rekenen in volle koers me moeilijker dan vooraf gedacht, maar ik dacht te weten dat ik de aan een tweede plek in de laatste sprint (dubbele punten)  voldoende zou hebben. Marten Groeneveld reed nog voorop. Volle bak sprinten voor de tweede plek dus. Ik voelde dat er ik nog genoeg over had voor een goede sprint. Alle trossen los en van kop vol naar de streep. Ik zag dat ik mij achtervolger in de laatste bocht loste en met anderhalve fietslengte op nr. 3 het haal….. even denk ik dat ik hem heb…

Ik zag echter ook dat mensen langs de kant bleven aanmoedigen….

En de kerel die voorop rijdt reed gewoon door….

De jongens die ik versla in de spint kwamen gewoon onderdooor…

Kut, we moeten nog een sprint…    oelewapper

Even verloor ik mijn vertrouwen in een goede afloop,maar ik zag dat de anderen gelukkig ook erg moe waren inmiddels. Nr.3 had al een aantal keer moeten lossen, daar was ik niet zo bang meer voor. Maar Luc Ducrot rijdt eigenlijk altijd nog heel snel op t einde. Bovendien had ik op de baan nog nooit van hem gewonnen in een omnium, maar wel eerder na 3 onderdelen voorgestaan. Eigenllijk uit armoede op dat moment besluit ik, tegen de adviezen van de kant in, de laatste sprint (weer) van kop aan te gaan. Een echte explosieve versnelling als je zo moe bent is best wel moeilijk. Ik gokte er op dat voor Luc ook gold. Na een 3 rondes durende dragrace, waarbij we de laatste anderhalve ronde eigenlijk naast elkaar rijden, weet ik met mijn wiel ongeveer een kwart eerder over de streep te duwen. Ik dacht wat ruimer gewonnen te hebben, maar bleek maar met 1 punt voorsprong te trui te hebben gepakt!

Wat ging er door je heen toen het lukte?
Uggghhhhhpffffffff    en daarna JOEPIE , ik heb een rood wit blauwe trui gewonnen.

Wat is je favoriete onderdeel uit het Omnium?
De afvalkoers. Ik vind het een fascinerend spel. Als het goed loopt, kan je okselfris aan de laatste 3 of 4 bereiken. Als het fout loopt, ben je tegen die tijd al volledig afgedraaid. Het spel van iemand insluiten, je laten insluiten, risico nemen, je breed maken, dat vind ik mooi. Uiteindelijk moet je met zo min mogelijk energie (net) niet de laatste zijn op de streep, dat kan alleen als je durft te gokken.

Wat heb je de dag er voor gegeten?
Macaroni met een bietensalade

Wat is je ontbijt voor de wedstrijd?
Brood met pindakaas en overgebleven bietensalade

Hoeveel uur slaap je per nacht?
Als mijn lieve kindertjes het toelaten 8, in de praktijk vaak tussen 6 en 7.

Lees je je fiets ook voor?
Nou, ik ben een bescheiden fietsbibliotheek aan het opzetten , “de vietsbieb”, waar leden tegen zeer schappelijke tarieven fietsboeken kunnen lenen. Momenteel bestaat de collectie uit zo’n 170 fietsgerelateerde boeken uit eigen bezit, voornamelijk over wielrennen. Donaties zijn welkom en leveren een gratis lidmaatwchap op. Ik lees dus wel een boel óver de fiets. Dat doe ik ook wel eens hardop, maar ik weet niet zeker of mijn fiets dan meeluistert.

Wat is je favoriete verzet?
Om te trainen 51×16, voor wedstrijden 52×15.

Wat voor muziek luister je voor de wedstrijd?
Punkrock! Voor het NK heb ik het album  ‘Fuck World Trade’ van de band ‘Leftover Crack’ geluisterd.

Hier wat dilemma’s: Rollenbank of Tacx?
Rollenbank, ik zit zo min mogelijk op een tacx. De weerstand op die dingen voelt me onnatuurlijk. Zelfs de duurdere apparaten vind ik niet prettig. Op de baan is je pedaaltred super belangrijk.

Van kop af of uit het wiel?
Goeie vraag. In principe uit het wiel, als je daar technisch en tactisch bedreven in bent. Bij het NK echter, heb ik ik de meeste sprints van kop af gereden. Waarschijnlijk onnodig energie verspilt, maar het is wel een tof gevoel om een aantal rondes lang het tempo op te voeren en er voor de anderen een soort wurgsprint van te maken. Als ware het een heel intensieve steigerung. Verschillende mensen tot naast me zien komen en weer weg zien zakken. En het in de laatste ronde toch zelf sprintend af te maken.

Op dat vlak heb ik nog te leren, uiteindelijk is op het juiste moment uit een wiel komen toch beter denk ik.

Baan of weg?
Hmmmm…  ik vind het jammer dat er geen buitenbanen meer zijn. Dat had me het allermooist geleken, in de zon over zo’n lange betonnen buitenbaan rammen.

Tot slot, wat is je volgende doel?
Een amateurkoers op de weg winnen en een amateur/ sportklasse koersploegje bij de WVA van de grond krijgen. Geïnteresseerden meldt u!