In memoriam: Henk Faanhof

[door Han Wind]
Henk Faanhof

In memoriam: Henk Faanhof

Op 26 januari overleed de vermaarde Amsterdamse wielerkampioen Henk Faanhof. In de archieven van WV Amsterdam vonden wij een interview van onze oude reporter Han Wind met de oude klasbak Faanhof. Naast een samenvatting over de imposante carrière van Faanhof komt ook het wieler ABC met de oude kampioen voorbij.

Ik ben maar weer eens op stap geweest en kwam niet voor de eerste keer in de Westerstraat. Al eerder was ik bij de Firma RIH-sport, waar al zoveel wereldkampioenen (meer dan 60) over de vloer kwamen om een raspaardje (RIH was het snelle paard) te bestellen of voor service te brengen. Maar nu was ik in de Westerstraat op interview- bezoek bij de ere voorzitter van Olympia én voormalig wereldkampioen die zijn domicilie heeft in de Westerstraat: Henk Faanhof. In de afgelopen jaren werd hij veel genoemd én geroemd in vele interviews en is nu zelf aan de beurt voor zijn ABC. ‘Je kunt wel een boek over zo’n grote renner schrijven’ dacht ik nog toen ik er naartoe fietste. ‘Dat kan en zal ook niet lang meer duren’ concludeerde ik en…. ‘het zou ons niet verbazen als er al iemand mee bezig is’. (Jan Zomer heeft er een prachtig nummer van gemaakt) De afspraak was eenvoudig gemaakt en door de voorjaarskoude (de Omloop het Volk was afgelast vanwege de sneeuw) beende ik me een weg door de Jordaan en de drukte in het verkeer. Eenmaal op de bovenwoning van ‘Il campionissimo’ bewonderde ik de fotogalerij en rook ik de verse koffie die me door de heer des huizes gastvrij werd bereid. Geoefend in het geven van interviews als hij is, verliep de middag gesmeerd en barstte het uit zijn voegen van de informatie. Toch maar een Henk Faanhof clubblad special of beginnen met een heroïsch boek?

Op een plaatje van Leeuwenzegel margarine in 1954

Hij werd op 29 augustus 1922 geboren of ter wereld gebracht/ geholpen in de vroedvrouwen-school in de Jacob van Campenstraat. Naast het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis. Henk’s ouders woonden in de Staatsliedenbuurt. Een heel gewoon gezin van vader (bouwvakker), moeder (huisvrouw) en Henk met een broer. Na de lagere school ging Henk naar de MULO en aansluitend naar de technische school. De oorlog verstoorde zijn droom om piloot te worden. In de dertiger jaren hoorde hij de beroemde radioverslaggever Han Hollander voor het eerst de 6-daagse van Amsterdam in de (toen nog oude) RAI verslaan en dat klonk zo sensationeel dat Henk voor het wielrennen verkocht was. Dat wilde hij ook! Hij was toen 14 en kende de namen van Pijenenburg, Pellenaars, Slaats en Wals nog niet eens. Het duurde echter niet lang tot hij zelf een ‘grote naam’ was. Hij werd in 1934 lid van wielervereniging de Germaan maar toen daar tweespalt ontstond koos hij voor de A.S.C. Olympia. Hier kon hij echt ‘uit de voeten’ en kon alle disciplines van het wielermilieu van weg en baan combineren door zijn ongekende talent én veerkracht. Dat talent werd met zulke rasse schreden zichtbaar (Henk won in z’n eerste maanden al gelijk een aantal wedstrijden) dat verder trainen het devies werd.

Hij excelleerde in alle onderdelen maar de sprint was toch wel z’n sterkste kant. Gewielrend werd er destijds alleen in clubverband en niet zoals vandaag de dag ook in recreatief verband. Je begon als junior B tot 14 jaar, dan junior A tot 16 jaar, dan beginneling tot 18 jaar en aansluitend amateur. Wedstrijden werden pas georganiseerd vanaf de juniorenleeftijd.

Henk’s eerste fiets kreeg hij van zijn ouders en was een P.I.O. uit de Jordaan. Het barstte van de fietsenbouwers in Amsterdam en in de Jordaan had je er al zo’n 10 zitten. Omdat Henk’s vader in de bouw zat en uiteindelijk een soort opzichter van een woningbouwvereniging werd, werd er veelvuldig verhuisd. Pas in ’47 ging hij (na zijn huwelijk) op zichzelf wonen. Zoals bij veel renners uit zijn generatie strooide de oorlog zand in de raderen.

Verenigingen hadden hun clubhuis destijds veelal nog in een café. Op 17 jarige leeftijd in ’39 (de dag van zijn verjaardag) werd Henk nog algemeen clubkampioen van Olympia. De jongste tot dan toe! Alles werd op de baan verreden. Dat scheelde ook trainingskilometers, maar de baantrainingen waren wel veel intensiever. Op 18 jarige leeftijd brak W.O. II uit en was het gedaan met de sport. Direct na de oorlog waren er niet eens meer houten banen. Zijn naamsbekendheid was ook weggezakt terwijl hij vlak voor de oorlog zelfs de Olympische selectie had gehaald en onmiskenbaar een van de absolute toptalenten van het Nederlandse wielrennen was. Na aanvankelijk als dwangarbeider in Duitsland te werk te zijn gesteld ontsnapte Henk maar hij werd later in Amsterdam weer opgepakt en belandde hij tweeënhalf jaar in een concentratiekamp. Het lidmaatschap van Olympia bleef vanuit de club wel gewoon doorlopen en na de oorlog begon het wielrennen weer, na een weddenschap tijdens een wedstrijd in het Olympisch stadion. Hij vond het tempo dat hij zag maar niks en wedde met zijn verloofde dat hij het zelfs zonder enige training nog beter zou kunnen. Dat dit al snel niet het geval bleek te zijn gaf hem wel inspiratie om het fietsen weer op te pakken. Henk had via van Steenbergen al wel een licentie geregeld. Die was namelijk speaker in het Olympisch Stadion. Het baanmateriaal was nog wel in erg goede staat gehouden door zijn ouders. Alleen aan tubes was erg moeilijk te komen. Het zoeken ernaar leverde heel wat trainingskilometers op want alles gebeurde op de fiets, tot in België aan toe. Het hele gezin Faanhof was lid van Olympia gebleven en je had er destijds ook allerlei afdelingen. Een maatschappij in het klein. Een kaartafdeling, een biljartclub, een vrouwenafdeling, een kegelclub een kantineclub enz. Ook mogelijkheden genoeg voor oud renners zoals wedstrijdcommissies of een bestuursfunctie. Er was bijna een wachtlijst voor een bestuursfunctie! Een grote familie. Als je trouwde dan deed je dat bij wijze van spreken bij Olympia.

Ik heb heel veel mooie titels gehaald. Op de kasseien, niet te vergeten, 85 kilometer tijdens Parijs Roubaix. Da’s een end hoor…

Omdat Henk in Duitsland het lassen goed onder de knie had gekregen startte hij een eigen aluminiumlasbedrijfje. Hij was tenslotte als smid opgeleid op de M.T.S maar kon ook in het wielrennen ‘het ijzer smeden als het heet was’. Het fietsen ging na ‘45 al snel weer voorspoedig en hij reeg de kampioenschappen én grote prijzen aaneen zoals daar waren: belangrijke criteriums, korte etappewedstrijden, stratenrondjes, baanwedstrijden en populaires in het stadion. Uiteindelijk werd Henk door de bond geselecteerd voor de Olympische Spelen in Londen (met o.a. Voorting, Blankenau en Harremans). Hij zou deelnemen aan de baanonderdelen en de wegwedstrijd. Hij kreeg echter in de voorlaatste ronde van de 200 km lange wegwedstrijd in de kopgroep van 6 man een lekke band. Zijn wedstrijd was over en zijn medaillekansen waren verdwenen. De schrijvende pers stond al klaar voor zijn huldiging en iedereen rekende op winst ; hij was ook veruit de rapste sprinter. Die winst leek ook zeker en de verwachtingen waren ook hoog. Henk was de topfavoriet in het internationale deelnemers veld. Het jaar erop (1949) vergoedde veel met de wereldtitel in Kopenhagen maar het jaar daarop reed Henk wéér lek in de laatste kilometers tijdens het WK op de weg bij de profs. Kübler werd toen wereldkampioen en Kübler was door Henk al vele malen verslagen dat jaar. Het waren ook de jaren van Nolte, Voorting en van Steenbergen. De huldiging en het onthaal door de Amsterdamse bevolking na het behalen van de wereldtitel was geweldig. De mensen stonden rijen dik op het Damrak en Rokin en in een open auto reed de kampioen naar de Ortheliusstraat, naar het door zijn ouders prachtig versierde huis. Je moet je wel realiseren dat Fanny Blankers – Koen na de Olympische Spelen in Londen (maar) een fiets cadeau kreeg.

Het wielerbloed tóch kruipt waar het niet gaan

Na drie  deelnames aan de Tour de France met een legendarische overwinning in Bordeaux na een etappe van 345 (!!!) km. stopte Henk uiteindelijk in ‘56 met wielrennen na een fractuur van schouder en sleutelbeen en had hij voldoende verdiend om nieuwe machines te kunnen kopen (….!!!) voor het aluminiumlasbedrijf. Het bedrijf was al die jaren verhuurd geweest als opslag aan een ander bedrijf en Henk pakte de draad weer op en ging LPG tanken lassen na een fusie met Pekelharing. En omdat het wielerbloed tóch kruipt waar het niet gaan kan kwam het wielrennen weer ‘in zijn volle omvang’ terug in zijn bestaan. Het werd in 1968 het voorzitterschap van zijn geliefde club ; Olympia. Als opvolger van voorzitter Bram Koopmans. Er moesten belangrijke beslissingen worden genomen. Zo kwam er na jarenlang delibereren een nieuw clubhuis op sportpark Sloten als opvolger van ‘de Eendracht’. Wethouder Verweij was de aanjager van meerdere sportparken in Amsterdam die er nu nog ‘liggen’. De wielerbaan werd gebouwd op de fundamenten van de fietsenstalling van het oude sportpark Sloten. Iedere vereniging betaalde 150 Gulden huur per jaar voor de baan. In die tijd ontstond ook de opkomst van- en concurrentie met W.V.A. omdat Olympia (vooral de heer Ros) geen veteranen vereniging wilde zijn. Zo zegt hij : ‘Zo heb je toch ook jarenlang tegenstanders van het vrouwenwielrennen gehad? Je kunt het je niet meer voorstellen. We hadden in die tijd ook bijna 130 amateurs’ Bijna alle kanjers waren ook nog eens bij Olympia begonnen ook.

‘Zullen we dan maar eens beginnen met het feitelijke ABC meneer de ere-voorzitter ?’

A: A heb ik al gezegd nietwaar ? Ik zit tenslotte al meer dan een uur te praten over wielrennen, dus ……. Het is wel erg aangenaam dat jullie er zijn om een Olympiaan te interviewen die al vanaf 1938 lid is. Aangenaam dus…..dat wielrennen. Toch een A.

B: Bezoek is altijd fijn maar als het over wielrennen gaat kun je praten over je metier dat je jaren lang zelf vol overgave hebt beoefend.

C: Concurrentie. Hoe dik je ook bent met je wielermaatjes, het zijn en blijven concurrenten van je. Na de koers zijn het vrienden.

D: Doortrappen en recht vooruit kijken. Dikdoenerij houd ik niet zo van. Soms moet je een beetje imponeren en jezelf belangrijk maken maar het blijft een kunstje.

E: Emancipatie in de wielersport. We hebben grote wielrensters gehad maar vandaag de dag wordt de kroon gespannen door ons aller Leontien van Moorsel. Dat doet voorlopig niemand haar na. ’t Is en blijft een echte Lady. En de E van elegantie.

F: Faanhof is een heel weinig voorkomende naam. Fietsen is fijn. Ik doe het nog steeds en je ziet nog eens iets van de natuur.

G: Geuchjes. Een vermaard café in Ilpendam. In die contreien werden we nog al eens bekeurd door veldwachters omdat we (niet lachen hoor….) geen bel op de fiets hadden.

H: Hendricus Jacobus zijn mijn officiële namen. Bij de H heb je hele hoge bergen maar ook hele diepe dalen. In de wielersport kun je de ene dag een hele hoge berg overwinnen en de volgende dag in een diep dal terecht komen. Zo kun je een belangrijke ronde of wedstrijd die je als favoriet begon door pech in een ziekenauto eindigen.

I: Italië het mooiste wielerland dat er bestaat. Alleen al het klimaat. 7 x Milaan – San Remo en verder vrijwel alle grote klassiekers meerdere keren gereden.

J: Hoewel je soms denkt de eeuwige jeugd te hebben merk je toch dat het ieder jaar wat minder wordt.

K: Kampioenschappen. Ik heb heel veel mooie titels gehaald. Op de kasseien, niet te vergeten, 85 kilometer tijdens Parijs Roubaix. Da’s een end hoor…

L: Lange etappes in de Tour de France. Ruim boven de 300 km. was heel normaal. En geen verplaatsingen per trein of vliegtuig. De ronde was nog een echte ronde. Lengte. Door mijn lengte stak ik er ook nog al eens bovenuit.

M: Als coureur leef je als een monnik. Deels afgesloten van de werkelijkheid maar ook volop staande in je eigen werkelijkheid ; de wielerwereld, een wereld op zichzelf !

N: Nederland. Met de wind en de dijken. De Afsluitdijk was wel een heel eind maar ook een grote uitdaging. Op winderige dijken breekt het vaak en valt ook vaak de beslissing.

O: Olympia. Ik bemoei me er nog wel mee. De laatste tijd veel vanwege het clubhuis. Ik weet natuurlijk ook nog veel van constructie. De oorlog is allesbepalend geweest voor mijn leven en wielerloopbaan. Ik was al 26 jaar toen ik eindelijk wereldkampioen werd. Binnenkort krijgen we ook de Oranjeronde nietwaar. Jacco won die ronde een paar jaar geleden toch? informeert hij nog belangstellend.

P: Ploegleider. Alles moet dan goed geregeld zijn. Pellenaars was een grote maar je moet Post vooral niet vergeten. Een parel voor onze sport. Veelzijdigheid als wielrenner spreekt me ook wel aan. Niet te vroeg gaan specialiseren

Q: Doet me denken aan de Quantiteit in kilometers. We hadden Anciens – Bordeaux van 1200 kilometer aaneengesloten.

R: De beste trainingsdag is een rustdag. Wel fietsen hè ? Licht verzet en niet meer dan een paar uur.

S: Guus Schilling. Destijds bondstrainer (nog niet koninklijk) Sprinten ging me meer dan aardig af. Een portie slimheid kan ook geen kwaad.

T: Tinus van Gelder en trainen, trainen en trainen.

U: Ik ben 81. Dus aan uithoudingsvermogen ontbreekt het niet he? Ook uitnodigingen zijn voor een oud wereldkampioen niet onbelangrijk. Heerlijk om herinneringen op te halen.

V: Vedette ? Nee, ik heb me nooit een vedette gevoeld. ’t Is net het tegenovergestelde als bij een bedrijf. Als een vedette stop is het einde verhaal zoals bij een eenmansbedrijfje maar als een grote meneer stop bij een bedrijf dan blijft wel het bedrijf en de goede naam bestaan. Bij de V niet de Victory en de vrijheid vergeten. Leven als een bohemien. Veel reizen en veel van de wereld zien. Kennis maken met diverse culturen ; echt verrijkend. Vrienden ; heel belangrijk en vriendschap misschien wel het belangrijkste in een mensenleven.

W: Winnen en Wimmen. Wim van Est. 3 keer Bordeaux Parijs gewonnen en dan ook nog na een val in het ravijn zo terugkomen, da’s karakter jongen. En Wim van de Kaaij, m’n maat !

X: Doet me vaak denken aan alle kruisingen in spoorwegstelsels en die doen me dan weer denken aan de gedwongen stops bij spoorwegovergangen in belangrijke wedstrijden. ’t Schijnt nog wel eens te gebeuren maar vandaag de dag is het wel wat beter gepland.

IJ: Het IJ. Staat ook voor vlakke omgeving. Geen hellingen en geen bruggen. ‘Wat onze verzetten waren ?’ Het kleinste verzet was 46 x 24 en het grootste verzet 52 x 14.

Z: Zondag. Géén rustdag en altijd van huis.