De definitie van een rustdag

[door Mark Kassteen]

De definitie van een rustdag

De rustdag. Hoewel het woord doet vermoeden dat het hier eenvoudigweg een dag van rust betreft, beweren sommigen binnen en buiten wielerland toch dat er op zo’n dag een minimaal aantal kilometers gefietst moet worden. ‘Actief rusten’ noemen ze dat dan. Anderen zweren bij compleet niets doen, misschien een boek lezen of hooguit actief de afstandsbediening hanteren. Voor het gemak noemen ze dat ‘een échte rustdag’. Verwarrende terminologie, waar de wetenschap ook nog niet over uit trouwens. Na een desastreus verlopen actieve rustdag in een mooie fietsweek, hou ik er mijn eigen wetenschap op na, niet wetende dat het antwoord aan het einde van de wereld gevonden zou worden.

Vanuit een luie tuinstoel in de Chartreuse schrijf ik nu dit stuk. Een prachtgebied trouwens, maar daar gaat het nu niet om! We zijn met een groepje uitslovers een weekje fietsen in Frankrijk, u kent het wel. En omdat het hier een WVA-publicatie betreft, is het de moeite waard te melden dat er nog een clubgenoot mee is, Peter Kwee. Hij is een rassprinter en er valt in dit soort weekjes eigenlijk weinig eer voor hem te behalen. Toch praat hij zichzelf met succes over de meest uitdagende cols en draagt daarnaast zorg voor de in- en uitwendige mens. Peter rust naar eigen zeggen altijd uit tíjdens de koers. Ik zei al, een rassprinter.

Vandaag heb ik dus een échte rustdag. Wel nodig ook, want gisteren had ik een actieve rustdag. Ik ging helemaal stuk zeg! JC (spreek uit: jéécéé), een van de sterkste klimmers in ons midden had de route uitgestippeld en beweerde dat ‘als je maar licht genoeg schakelde, je de gehele route prima D1 kon fietsen’. Onder de illustere naam ‘Chartreuse _actieve_rust_D1’, zouden we de route op Strava onder zijn profiel kunnen vinden. ‘Konden we de route lekker makkelijk in onze eigen Garmins en zo uploaden’. Niemand nam natuurlijk die moeite. We koersten blind op de woorden van JC. Dom! Die had voor de gein de Mont du Chat (9 kilometer klimmen tegen bijna 10% gemiddeld) in het ritje verwerkt en dan via ‘de rustige kant’ (6,5km, 7.7%) weer terug. Het is dat ik hem niet bij kan houden, maar anders had ik hem tijdens de klim zeer waarschijnlijk eeuwige rust bezorgd!

Iemand die JC op die col ook graag een kopje kleiner wilde maken is Rob (althans, laten we hem zo noemen), een ex-topschaatser die zich ook nietsvermoedend voor een onschuldig fietsweekje had ingeschreven. Rob leek mij als oud-topsporter wel iemand die alles van rustdagen moest weten en de juiste persoon om mijn prangende vraag bij te beleggen. Na onze beklimming van Alpe d’Huez durfde ik es voorzichtig te polsen hoe rustdagen er in zijn tijd uitzagen. ‘Dat mocht iedereen op zijn eigen manier invullen’, was zijn welgemeende, maar nietszeggende antwoord. Bij de schaatsers moest ik het duidelijk ook niet zoeken dus!

Via de achterzijde van de Nederlandse Berg, de Col de Sarenne reden we richting La Bérarde, een desolaat bergdorp midden in het Parc des Écrins, een uiterst woest en ruig natuurgebied. De weg naar het dorp loopt dood. Alles naar het dorp loopt dood. Er is namelijk niks meer na dit dorp. Gletsjersedimenten, een enkele toerist en veel smeltwater is het enige bezoek dat dit dorp aandoet. Alpinisten zie je er ook, maar de vele gedenkplaten in het kerkje in het centrum getuigt van het geringe aantal klimmers dat heelhuids in het bergdorp terugkeert. Op de fiets La Bérarde halen is dus geen gegeven, maar eerder een kansspel. De sprinter en de schaatser kozen eieren voor hun geld en keerden voortijdig terug naar het basisstation, de rest waagde de gok.

De lezer hier vermoeien met hoe zwaar het allemaal wel niet was, is nu even niet zo interessant. Het was vooral mooi. We waren nietig in het natuurgeweld. JC moest afzien en reed tot mijn grote genoegen ook nog lek. ‘Berarde_1x_lek’, had de route wat mij betreft kunnen heten op zijn Stravaprofiel.

De meeste jongens zagen zich gemotiveerd om La Bérarde te halen door de door mij in het vooruitzicht gestelde ‘tarte myrtilles’. Deze zou volgens een volledig uit de duim gezogen overlevering de beste van de Alpen zijn, of Frankrijk in zijn geheel misschien wel. Er viel een stuk steen op de weg, iemand wilde terug. Denk aan die taart! Er lag een aangereden (of doodgevallen) gems op de weg, onze enige veganist dreigde met opgeven. “Taart! Taart!”, riep ik weer. En of het niet genoeg was, zou de taart vanaf nu ook nog door het mooiste meisje in de Alpen geserveerd worden. We ploegden door.

La Bérarde lag er wonderschoon bij. We waren laat, daardoor hadden we mooi licht en waren alle bezoekers al teruggekeerd naar de bewoonde wereld. We gingen zitten bij crêperie l’Âtre. De taart was natuurlijk al op. ‘JC_en_de_uitverkochte_taart’, haha. Ook een prima titel voor deze route eigenlijk. 6 renners op een verder leeg terras, 1 montere, maar wat oudere dame in de bediening. Geen spoor van het mooie meisje. In het raam tegenover het terras was een jongeman de ramen aan het lappen. Van binnen en van buiten. Verder hoorden we marmotten fluiten en het gekletter van smeltwater. Het nu volgende is echt gebeurd…

We bestelden koffies en colaatjes. Ter vervanging van de taart mochten we van de dame ook best een crêpe bestellen. Iedereen bestelde er meteen 2. Ingewikkelde varianten ook, met honing, noten en slagroom bijvoorbeeld. Of spinazie en geitenkaas. Iemand vroeg daar extra Nutella bij. Ik meen dat het JC was, maar ben er niet meer zeker van. Ze trok wat wit weg, maar ging direct aan de slag. Enkele ogenblikken later kwam een oudere man met grote stenen pot uit het dal aanzetten. ‘Daar is de honing’, riep het terras in koor. Wat als grap bedoeld was, bleek echt zo te zijn. De man serveerde kort daarop zelf de eerste crêpe Écrins.

Een jongen van een jaar of 13 kwam nu ook uit het dal aanzetten. Hij had wellicht wat vaak uit de honingpot gesnoept, maar had een vriendelijk en behulpzame oogopslag. Hij bleek de kleinzoon van het stel te zijn en was direct opgetrommeld ter assistentie. Hij had er zin in. Ik ging naar binnen en vroeg naar het toilet. Ik zag nu dat er 1 gasbrander stond onder een gietijzeren plaat. Er lag een crêpe op, tegen het gare aan. De vrouw ging op zoek naar de sleutels van het toilet, dat zich naar later bleek ver buiten het perceel bevond. Ik zag dat de crêpe begon te walmen en weet uit ervaring dat het dan tijd is om de pannenkoek om te draaien of tenminste het vuur uit te zetten. De vrouw meende mijn sanitaire behoefte te moeten laten prevaleren boven het succes van de crêpe. Ik probeerde haar onhandig van het tegendeel te overtuigen en in de daardoor ontstane impasse verbrandde de crêpe alsnog toen ik juist besloten had het nog wel even op te kunnen houden. De glazenwasser stond opeens ook in de keuken. Waarom hij naar het glazenwassen was verbannen blijft een raadsel, want hij bleek zeer behendig met het beslag. We hadden nu dus een vierkoppige bediening aan het werk voor in het totaal 12 pannenkoekjes.

De wat mollige kleinzoon kwam inmiddels naar buiten met 2 colaatjes. Na een misstapje sloeg 1 van de 2 flesjes kapot op het beton. Merde! Hij was meer teleurgesteld in zijn eigen falen dan wij. De volgende crêpes werden nu afwisselend door de man en de vrouw geserveerd. Wij lieten het ons smaken. JC kreeg steeds als laatste en dat deed me goed.

Nadat de laatste crêpe was gebracht keerde de glazenwasser rap terug naar zijn stek en ook grootvader trok zich terug in zijn vallei. Alleen de kleinzoon bleef hangen. Hij sprak redelijk Engels en liet duidelijk geen moment onbenut dat te oefenen. Over de vraag of hij een foto van ons wilde nemen hoefde hij geen moment na te denken. Ook bij de vrouw was de rust weergekeerd. Ze kwam naar buiten en waarschuwde ons voor de afdaling. Levensgevaarlijk zei ze. Ze had er zelf nogal een hekel aan, aan dalen… Wij keken elkaar aan. Zij fietst?! Hadden we hier van doen met een van Frankrijks eerste winnaressen van La Tour wellicht? Nee, dat niet. Ze bleek tot haar pensioen aan de voet van de Ballon d’Alsace te hebben gewoond en werkte in een crêperie bovenop de beroemde berg. Ze fietste meermaals per week omhoog. Dalen vond ze gevaarlijk en onzinnig bovendien. Daar wordt niemand beter van. Je kan beter een echte rustdag hebben, beweerde ze. En daar was het! Uit het niets, maar duidelijk hoorbaar: er gaat niets boven een echte rustdag! JC twijfelt nog, maar voortaan waag ik me aan het advies van de pannenkoekenbakster uit La Bérarde te houden. U ook?