Relaas over een gebroken heup en een comeback

[door Dinko Valerio]

Relaas over een gebroken heup en een comeback

Eén van de tips die ik kennissen graag mee geef als ze besluiten te gaan wielrennen is: “Houdt je stuur altijd vast met je duim eromheen! De meeste onnodige valpartijen op de weg ontstaan namelijk doordat je stuur door een onverwacht gat in de weg of iets dergelijks uit je handen geslagen wordt.”

Je kunt je dus voorstellen hoe ongelofelijk stom ik mezelf vond toen ik met een evident gebroken been op de grond lag nadat precies dat gebeurd was in een trainingsritje in Zwitserland. Met de handen losjes op het stuur was ik onnadenkend over een gladde treinrails gereden, glipte weg en kwam vol op m’n heup terecht. Mijn seizoen, dat goed was begonnen met een tweede plek in het Kampioenschap van Amsterdam, was voorbij.

In een operatie werd het zaakje met drie grote schroeven vastgezet en kon de lange weg terug beginnen. Gepast bang gemaakt door alle orthopedische vriendjes en horrorverhalen uit het peloton heb ik toen ook de meest recente medische literatuur erop nagelezen. Als ik al niet een beetje depri was dan hielp dat niet echt. Met zo’n breuk liggen serieuze complicaties op de loer. Voldoende reden dus om je strikt aan de instructies van de professionals te houden: te beginnen met 6 weken niet of nauwelijks belasten.

Ik maakte er maar het beste van door veel te lezen, alle Giro etappes van begin tot einde te bekijken en mijn zakelijke relaties als een soort don Corleone bij mij thuis te ontvangen. Mijn arme wederhelft werd plotseling ongevraagd tot mantelzorgster. En zo werd de zomer er eentje met een soort vergezicht op wat ons allemaal in de toekomst waarschijnlijk te wachten staat.

Ik moet zeggen: zes weken is lang. Het was dan ook een klein feestmomentje toen de eerste controle foto aanleiding gaf om voorzichtig te gaan revalideren. Dat werd een lange weg. Top begeleid door een ervaren sport fysiotherapeut en in september heb ik weer aangeklopt bij Jim van den Berg van Robic voor trainingsbegeleiding. Van echte training was natuurlijk geen sprake het was meer heel rustig en gedoseerd opkrabbelen. Het duurde tot november voor ik weer enigszins ritjes kon maken die ergens op leken.

In een operatie werd het zaakje met drie grote schroeven vastgezet en kon de lange weg terug beginnen.

De grote existentiële vraag die zich in die hele periode (tot nu aan toe) natuurlijk opdringt is: “Dat was kantje boord maar het lijkt goed te komen. Zou je nu wel terug op een racefiets stappen met een niet uit te sluiten risico om opnieuw te vallen? En zo ja: wil je dan ook weer gaan koersen en vanouds in een sprint met meer dan 50 km per uur in het gedrang naar de meet?” Daar kwam toen afgelopen herfst het intens droeve ongeval van Evert van Ravensberg bij die zo ongelukkig tijdens het fietsen om het leven kwam. Het werd daardoor, gek genoeg, ook een soort zoektocht naar zingeving in bredere zin. En niet alleen of het nou verstandig is of niet om een gevaarlijke sport te beoefenen.

Aan de start in het Kampioenschap van Amsterdam

De uitkomst van die overwegingen bleken vandaag. Ik ben weer gaan koersen en stond na een jaar weer aan de start van het Kampioenschap van Amsterdam met sterke “jonge aanwas” uit de 50 plus regionen als Jan de Nijs en René van Dijk.

Om nu uit te leggen waarom het dubbeltje de kant opviel van toch weer koersen hier een kleine anekdote uit mijn professionele leven. Een van de meest succesvolle biotech ondernemers die ik kende was een fransman die, toen hij al flink bejaard was besloot om opnieuw een nieuw bedrijf te beginnen met alle verantwoordelijkheden van dien. Hij had dat financieel of qua reputatie allesbehalve nodig, dus vroeg ik hem: “Jean, why don’t you stop but start yet another one?” Zijn antwoorde was even kort als duidelijk. Met zijn karakteristieke dikke Franse accent zij hij: “It is for the thrill”.

En dat is wat het vandaag, tijdens het kampioenschap van Amsterdam 2018, weer was. Een “thrill”. Of ook: een spannend avontuur waarvan niemand van tevoren weet hoe het gaat lopen. Het was een feest om opnieuw in de kleedkamer te vertoeven, de geur van de smeersels op de geschoren benen te ruiken en de sterke verhalen te horen. Daarenboven kwam natuurlijk de “rush” van de wedstrijd. Het bijzondere van koersen met mede-veteranen is bovendien de kameraadschappelijke sfeer. Tijdens de koers zijn er nog menige messen tussen de tanden maar zodra dat voorbij is genieten we van het feit dat we er met z’n allen zo’n plezier aan beleven om “elkaar naar de kloten te rijden”.

Wat deze specifieke wedstrijd nog extra bijzonder maakte gebeurde in de laatste kilometer. Nadat een tweetal ploeggenoten van Rinus Cerfontaine zich tot het eind van het rechte stuk helemaal leeg hadden gereden om hem naar de finish te “brengen” leek het een gevecht tussen de sprinters te worden. Toch bleef een ijzersterke Mart Dominicus tot 3 keer toe demarreren. Hij kwam steeds op een gaatje waardoor de sprintertjes dat weer dichten moesten (met name Rinus nam die taak gelukkig op zich). Daardoor kwamen de sprinters (zoals Jan de Nijs, Rinus en ik) gesloopt het laatste rechte stuk op. Daar kon Mart nog net wegblijven en zagen we dus hoe een sterke hardrijder zelfs in de laatste kilometer nog een stelletje lepe sprinters kan voorblijven.

Zo hoop ik nog veel mooie mini-avontuurtjes met jullie mee te mogen maken. Met dank aan de steun die ik van velen het afgelopen jaar mocht ontvangen!